Hoofdstuk 4

Hoofd en deelvragen

Bij het doen van onderzoek komt meer kijken dan je waarschijnlijk in eerste instantie denkt. Je begint niet zomaar met het kiemen van zaden zonder dat je precies weet wat je wil weten, hoe je dit kunt onderzoeken, wat je gaat meten, hoe je de resultaten kunt verwerken en wat je verwachting van te voren is. 

1. Een onderzoek begint altijd met het opstellen van een onderzoeksvraag. Want wat wil je nu eigenlijk te weten komen? Als je iets wilt weten, formuleer je je onderzoeksvraag precies zo, dat een antwoord op deze vraag beschrijft wat je wilt weten. Verder moet de vraag goed geformuleerd zijn, en niet te algemeen of vaag. In het onderzoek van hoofdstuk 4 ga je onderzoeken wat de factoren zijn waardoor een plant beter gaat groeien. En ook in welke mate de groei van planten hierdoor wordt beïnvloed. 
2. Nu is de onderzoeksvraag opgesteld. De vraag is alleen nog veel te breed om te kunnen beantwoorden. Het antwoord is moeilijk te formuleren. Je gaat nu je onderzoeksvraag opsplitsen in deelvragen. Deze vragen zijn gemakkelijker te beantwoorden. Al die antwoorden geven samen het antwoord op de onderzoeksvraag.
3. Het is nu duidelijk wat je gaat onderzoeken. Maar hoe kun je dit dan onderzoeken? Je moet een werkwijze opstellen. Dat is de volgende stap. Bij ingewikkelde experimenten staat de werkwijze voor je uitgeschreven, maar het kan ook zo zijn dat je zelf een werkwijze opstellen. 
Het is goed om na te denken over wat er allemaal belangrijk is bij het verzinnen van een werkwijze. 

Bij een experiment moet je ervoor zorgen dat je genoeg replica hebt. Ook wel dat je genoeg 'kopieën' hebt. Deze kopieën moet je dan allemaal behandelen op dezelfde manier. Je krijgt dan resultaten van al deze replica, en het gemiddelde van deze resultaten is dan een betrouwbaar eindresultaat. Als je te weinig replica hebt, en je bijvoorbeeld maar 1 plant onderzoekt, dan krijg je geen betrouwbare eindresultaten. De ene plant kan toevallig kleiner zijn dan de andere plant. Daarom is het belangrijk dat je meerdere planten gebruikt in je onderzoek, zodat je een gemiddelde kan nemen. Dan vallen de 'toevalsfactoren' weg. Maar je kan niet oneindig veel replica nemen, omdat dit door geld, ruimte of tijd niet mogelijk is. 
Behalve dat je bij het maken van je werkwijze denkt aan het aantal replica en aan één variabele per keer, moet je vast goed bedenken wat je allemaal gaat doen. Je moet het experiment in je hoofd al een keer helemaal doen, om zo te kijken wat er allemaal moet gebeuren. Je schrijft voor jezelf al zo precies mogelijk op wat je moet doen, en hoe. 

Als je voor het eerst onderzoek doet, is het heel belangrijk om maar een variabele te gebruiken. Dit betekent dat je maar één ding aan je experiment per keer verandert. Als je meerdere factoren gaat veranderen, dan weet je niet meer door welke factoren de resultaten komen! Zodra je meer ervaren bent met het doen van onderzoek, kun je wel meerdere variabelen hebben. 

De drie punten die belangrijk zijn bij een werkwijze zijn:
- Het aantal replica die je gebruikt.
- Je hebt maar één variabele.
- Van te voren schrijf je stapsgewijs op wat je moet doen. 

Planten experimenten Science